Wet bereikbaarheid en mobiliteit
Artikel 4
1
Een mobiliteitstarief wordt verschuldigd op het tijdstip waarop met een motorrijtuig met binnenlands of buitenlands kenteken, rijdend op de weg, een voor dat tarief aangewezen betaalpoort wordt gepasseerd in een voor die poort aangewezen rijrichting.
2
Een mobiliteitstarief wordt geheven van de houder van het motorrijtuig.
3
Een motorrijtuig wordt gehouden door degene:
a
op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994;
b
op wiens naam, indien het een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig betreft, terzake van de registratie van het betrokken motorrijtuig door het daartoe bevoegde gezag in het buitenland een kentekenbewijs is afgegeven;
c
die het motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven, feitelijk ter beschikking heeft.
4
Als motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven, wordt niet aangemerkt een motorrijtuig waarvoor ingevolge artikel 37 van de Wegenverkeerswet 1994, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, daarvan, het voorzien zijn van een kenteken ter zake van het gebruik van de weg niet is voorgeschreven.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.